Diervoederwetgeving

GMPIn de diervoeder wetgeving in Nederland zijn algemeen bindende voorschriften opgenomen voor bedrijven waarvoor het Productschap is ingesteld. De diervoeder wetgeving is grotendeels een omzetting van voorschriften die in EU verband zijn vastgesteld. Dit wordt ook wel ‘regelgeving in medebewind' genoemd. De medebewindstaken worden uitgevoerd voor en onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Daarnaast heeft het Productschap een aantal voorschriften zelfstandig vastgesteld in de diervoederwetgeving (autonome taak).

Opstellen van Diervoederwetgeving

Diervoeder wetgeving in Nederland – of het nu omzetting van EG-wetgeving of autonome productschapsregelgeving betreft – wordt door het PDV volgens standaard-procedures vastgesteld.

In samenwerking tussen juridische en beleidsmedewerkers van het productschap wordt een concept-verordening opgesteld. Bij omzetting van EG-wetgeving vormt de EG-regelgeving daarbij uiteraard het uitgangspunt. De concept-verordening wordt afgestemd met een bestuurs-adviescommissie van vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven en daarna als ontwerp aangekondigd door publicatie in het Mededelingenblad van de Sociaal-Economische Raad. Iedere belanghebbende kan dan binnen een maand commentaar leveren op het ontwerp. Voorts wordt het ontwerp – al dan niet gewijzigd – ter vaststelling aan het productschapsbestuur voorgelegd. Een door het bestuur vastgestelde verordening moet vervolgens voor goedkeuring worden voorgelegd aan de Sociaal Economische Raad (SER). Ingeval van omzetting van EG-wetgeving moet de verordening ook aan de verantwoordelijke Minister (doorgaans die van LNV en eventueel ook die van VWS of andere departementen) voor goedkeuring worden voorgelegd. Na deze goedkeuring(-en) vindt publicatie van de verordening plaats in het Verordeningenblad van de SER, waarna ze in werking kan treden.

Het Productschap kan, ter nadere invulling van haar verordeningen, eveneens besluiten door haar bestuur of voorzitter laten nemen. Deze besluiten behoeven géén vooraankondiging of goedkeuring door SER respectievelijk Minister.

In geval van nationale technische voorschriften bij verordening of besluit - niet voortvloeiende uit omzetting van EG-regelgeving – dient Nederland deze voorschriften eerst te melden (notificeren) aan de Europese Commissie en de andere lidstaten, voordat ze in werking kunnen treden. De Commissie en de lidstaten toetsen of de voorschriften géén ongeoorloofde handelsbelemmeringen met zich mee zullen brengen. De verantwoordelijke Minister en de SER zullen hun goedkeuring van de productschapsregelgeving in zo’n geval opschorten tot het moment waarop blijkt dat de Europese Commissie géén bezwaar (meer) heeft tegen de voorgestelde voorschriften.